Nadat ik de eerste twee delen Assassin’s Apprentice en Moordenaar des Koning uit deze trilogie had gelezen viel dit boek een beetje tegen. Het verhaal sleepte maar door en door.
Gezien het einde van ‘Moordenaar des Konings’ had ik verwacht, en gehoopt, dat dit deel er een zou zijn vol met wraak en dat de queeste van Fitz gevuld zou zijn met ontmoetingen met ontzielden de Rode Kapers en het leger van Prins Regaal. Helaas waren deze ontmoetingen spaarzaam, en het grootste deel van het boek ging over de lange, lange reizen die Fitz en zijn gezelschap ondernamen.
Dit boek voelde meer aan als een reisverslag. Hier en daar ontmoette Fitz een aantal mensen, en zette dan wat thee. Bijna iedere vrouw die hij tegenkwam wou met hem naar bed. Kwam dat door de elfenbast die in ruime mate aan zijn thee werd toegevoegd?
Met uitzondering van de wolf Nachtogen waren bijna alle bijrol-spelers enorme kl**tz*ken. Wat Fitz ook deed voor hen, nooit was het genoeg, en verlangden ze meer van hem.
Van het einde had ik meer verwacht, maar eigenlijk was het niet meer dan een samenvatting van het voorgaande en het voelde een beetje gehaast aan. Alsof de schrijfster besefte dat er nog maar een paar pagina’s over waren om de rest van het verhaal in te vertellen.
Een van de dingen die me teleurstelde was de afhandeling met de Rode Kapers. Dit was een zo’n belangrijk onderdeel in de 3 boeken, dat het wat mij betreft een grotere rol had kunnen spelen in het einde. Nu werd het met een paar regeltjes afgedaan.