De Engelse koning geeft opdracht om een kaart te maken van de westkust van Schotland. Hij wil die kaart gebruiken om de Schotten aan te kunnen vallen. Dit wordt een reis met vele gevaren voor de 13 jarige Thomas Kinross en zijn vader.
De vader van Thomas werkt als klokmaker, maar is eigenlijk kaartenmaker. Nadat Thomas’ moeder overleed, is hij gestopt met het maken van kaarten om voor de jongen te zorgen. Nu krijgt hij de opdracht van de Koning om een kaart te maken van de kustlijn van Schotland en de eilanden. Thomas’ vader neemt de jongen mee op de reis, omdat hij niet wil dat de jongen alleen achterblijft.
De reis is lang, want het gebied dat ze in kaart moeten brengen is groot. Ze reizen voor een groot deel met een schip, dat geëscorteerd word, want dat leek de koning veiliger.
Thomas’ vader legt de jongen uit hoe hij mee kan helpen met het in kaart brengen van het land, en dat is moeilijker dan het lijkt. Thomas moet stokjes uit zetten die samen een driehoek vormen in het land. Dat doen ze een paar dagen. Op een dag, als Thomas bezig is de stokken weer op te halen, merkt hij dat er minder zijn dan hij had meegenomen.
Op een nacht moment ontdekken Thomas en zijn vader dat de tent waarin zij lagen te slapen weg is gehaald. Ze worden dan opeens toegesproken door een man, die vraagt wie ze zijn en wat ze aan het doen zijn. Ook wil hij weten met wiens toestemming zij dit doen. Omdat Thomas’ vader hier geen antwoord op wil geven, worden zij meegenomen en apart opgesloten in een kasteel. Ze moeten weer vertellen van wie zij deze opdracht hebben gekregen.
Het verhaal is redelijk, maar krijgt nog een onverwachte wending.
Op haar eigen site schrijft de auteur dat Thomas 15 is.