Azura heeft jaren met haar dochtertje Noam in het bos geleefd. Langzaam stierven de vrouwen die hen hielpen en besluit Azura om terug te keren naar de stad die zij 5 jaar geleden heeft verlaten. Zij en haar dochter worden echter door de autoriteiten opgesloten in het ‘Pure’ huis waar zij gedwongen wordt om kinderen te baren, omdat sinds een pandemie de meeste mensen onvruchtbaar werden.
Het verhaal begint goed, tot het moment dat Azura in het ‘Pure’ huis kwam en het steeds gekker begon te worden Azura ontsnapt naar een eiland, maar zend haar dochter terug naar het ‘Pure’ huis.
Het hele gebeuren rond de rode vaars was belachelijk, maar okay. Toen bleek dat dat het slachten van de vaars, dan het verbranden van de karkas tot een werkend medicijn zou leiden…
Noam en twee andere kinderen werden naar het eiland gebracht, daarna verstopten een aantal mensen in zich in het ‘Pure’ huis, om later te ontsnappen. Zij zoeken onderdak bij een oude Rabi, die de vriend was van Azura’s moeder. Dit lijkt er op te wijzen dat de autoriteiten helemaal niet zo streng waren als ze leken, want anders waren de medewerkers onwilliger om, zelfs me een omkoopsom, de kinderen het huis uit te smokkelen. Dit kon hen namelijk gevangenisstraf of zelfs het leven kosten. Wat mij vooral tegenstond was dat iedereen in het boek, de vrouwen dan, geobsedeerd werden door Vic.
Een goede start, maar teveel inconsequenties in het verdere verhaal.
(Dit is een zelfstandig te lezen vervolg op ‘Who Shall Live‘ van dezelfde auteur)