Een mooi verhaal, dat in mijn ogen beter was dan het voorgaande. Meestal is het zou dat een tweede boek in een trilogie (wat) minder is, maar dat is in dit geval zeker niet zo.
Het mooie van dit boek is dat het nu eens niet van de kant van de ‘goede’ wordt bekeken, maar vanuit de ‘slechteriken’. Het verhaal speelt zo’n 3 jaar na het vorige deel ‘Kinderen van moeder Aarde‘.
We volgen een jonge Badense geleerde, die opdracht krijgt om als onderhandelaar op te treden maar krijgt steeds te horen dat zijn mensen het land moeten verlaten, dat Thule voor de Thulenaren is. De Badeners vertrekken echter niet maar bezetten een van de havensteden.
Doordat dit boek vanuit het oogpunt van de Badeners is geschreven, zien we Thule vanuit hún perspectief, en begrijp je hun motieven ook beter. Hun eigen land wordt steeds meer een woestijn, en hier ligt dan een groen land dat zij willen veroveren. Samen met Moeder Aarde gaan de Thulenaren hen echter te lijf. Het is voor de Badeners niet te begrijpen hoe goed mens en natuur kunnen samenwerken.
Aanrader