Samen met zijn ouders en zusters verhuist de 13-jarige Max van de grote stad naar een rustige kustplaats, waar zijn vader een winkel wil openen voor het repareren van horloges en andere machines.
Als Max en zijn familie in hun nieuwe huis arriveren, ontdekt hij vreemde dingen. Klokken die achteruit lopen, het gevoel dat er iemand op zijn gezicht ademt en standbeelden van circus-artiesten die van vorm en plaats veranderen. Het huis zelf heeft een tragische geschiedenis. Als een nieuwsgierige jongen begint Max rond te neuzen.
Al snel raakt Max bevriend met een oudere jongen (Roland), die het op zich neemt om hem alles in het stadje te laten zien, en vertelt over de geschiedenis. De volgende dag gaan ze gedrieën (ook Max’s oudere zus gaat mee) duiken bij een oude wrak vlak bij de kust.
Max ontdekt dat hun nieuwe huis eerder bewoond werd door een dokter en zijn vrouw, wiens enige zoon vele jaren eerder was verdronken.
Na een ongeluk, waarbij Max’s jongste zus in een coma raakt, blijven hij en zijn oudere zus alleen in het huis, terwijl hun ouders naar het ziekenhuis gaan.
Samen met zijn oudere zus en Roland begint hij langzaam maar zeker het geheim te ontrafelen.
Er zitten wat plotholes in het verhaal:
– Hoe zijn deze standbeelden hier gekomen;
– Wat is er voor vreemds met de kat;
– Waarom loopt de tijd op de klok achteruit;
– Het is oorlog, waarom zijn de vuurtoren-lampen aan;
Hoewel dit verhaal zich afspeelt in de Tweede Wereldoorlog, heeft dit maar weinig invloed op het verhaal.
Het verhaal leest lekker weg, en is gericht op de jong-volwassen lezer, maar kan zeker ook de oudere lezer bekoren. Sommige karakters zouden wat dieper uitgewerkt kunnen worden