Het boek is toegankelijk en begrijpelijk geschreven. Sommige stukken zijn wat minder prettig, maar bevatten geen gruwelijke details.
Dit boek is geen vrolijk boek. Het begint al met de ruzies die de vader en moeder van Pierrot hebben. Wilhelm Fischer, de vader van Pierrot was een Duits soldaat die in de Grote Oorlog 1 had gevochten en daar veel had meegemaakt. Teveel zelfs. Emilie, Pierrot’s moeder was een Franse. Zij zei altijd dat haar man niet in de oorlog was gestorven, maar dat het wel zijn dood was geworden.
Toen Pierrot 4 was, verdween zijn vader zonder een spoor achter te laten. Later hoorde ze dat hij een ongeluk had gehad in Duitsland en daar was overleden. Zijn moeder stond er alleen voor, en zorgde goed voor hem, tot ook zij plotseling ziek werd (tuberculose) en overleed. In eerste instantie werd de jongen opgevangen door zijn benedenburen, de Joodse familie Bronstein, maar al gauw werd dat te moeilijk voor de alleenstaande moeder, en verhuisde Pierrot naar een weeshuis in Orleans.
Vanuit het weeshuis wordt Pierrot naar zijn tante in Oostenrijk gestuurd, waar hij kon gaan leven met zijn tante en het personeel in een mooi huis op een berg. Dat huis blijkt de ‘Berghof’ te zijn in Obersalzberg, eigendom van ene meneer Hitler Vanaf dat moment verandert het leven van de jongen heel snel. Eerst wordt hij gedwongen zijn naam te veranderen in Pieter, later komt hij steeds meer onder de indruk van Hitler en zijn gedachten.
De jongen is later medeverantwoordelijk voor de dood van zijn tante, de chauffeur en een aantal anderen.
Na de oorlog zit hij een tijdje in een gevangenenkamp. Na omzwervingen door België en Nederland (waar hij een tijdje onderwijzer is) komt hij weer terug in Parijs waar hij zijn belevenissen verteld aan zijn vriend Bronstein, die de oorlog overleefd heeft en nu een schrijver is geworden.
- De Eerste Wereldoorlog werd vaak de ‘Grote Oorlog genoemd(↩)