In het begin van het Hitler regime ontvluchtten Walter en zijn familie Nazi-Duitsland en komen terecht in Den Haag, waar Walters’ vader een koffie- en theehuis heeft. Tot die dag dat Duitsland Nederland binnenviel en Joden niet te dicht bij de kust mochten wonen. Zij werden gedwongen te verhuizen naar een ander deel van het land.
Al vrij snel raken Walter en zijn ouders gescheiden van hun (groot)moeder en Hannah, de oudere zus van Walter. Beiden waren te zwak om op de vlucht te kunnen leven.
Samen met zijn vader en moeder zat hij o.a. ondergedoken in het ‘Verscholen Dorp‘ op de Veluwe, en hij daar na een razzia wegvluchtte. Na de razzia worden Walter en zijn ouders, door het verzet, steeds op weer andere plaatsen ondergebracht.
Watler’s jeugd is er een van angst, maar ook van stabiliteit dankzij zijn ouders en mensen van het verzet, mannen en vrouwen die hun leven op het spel zette om zoveel anderen te helpen. Vaak zijn deze mensen anoniem gebleven.
Zijn verhaal wordt afgewisseld met de brieven die hij tijdens zijn onderduik aan zijn oma heeft geschreven.