Dit boek beschrijft hoe de 10-jarige Jack Kuperblom de oorlog overleefde door het van dorp naar dorp te zwerven en zich voor te doen als katholiek. Het verhaalt over de ervaringen die de Joden in het door de Nazi’s bezette Europa trof.
Jack’s ouders zijn tijdens een razzia uit hun huis gehaald en op transport gezet. De jongen bleef als wees achter. Op zijn tocht door de omgeving achtervolgt de dood hem steeds. Hij verblijft een poos bij een niet-Joodse familie tot zij hem hun huis uitzetten als de Duitsers het dorpje doorzoeken naar onderduikers. Hij ondergaat diverse vernederingen en perverse gedragingen.
Na de oorlog is het niet veel anders. Hij zit in een identiteitscrisis en ondervind veel last van anti-semitisme maar ook een haat tegen de christenen.
Een vergelijking met Anna Frank’s Dagboek gaat wat mij betreft niet op, daarvoor is dit boek te verschillend.