In dit eerste deel van de magistrale Onmagiër-trilogie belandt u op het tovenaarseiland Loh, waar voor het eerst sinds eeuwen een toverloze, een onmagier wordt geboren. De boreling, de jongen Lethe Welmszoon, dreigt een verstotene te worden. Tot Matei, een van de zeven machtige magiërs die hoogmysters worden genoemd, een ontdekking doet die het voortbestaan van de eilandengroep bedreigt. Zo begint, ingrijpend en met vaart, de sage van de Onmagiër.
Dit boek is echt een tegenvaller zeker gezien het feit dat het een vervolg is op de eerdere serie. Het boek blinkt uit in vaagheden en vreemde visioenen, die schijnbaar geen enkele raakpunt hebben. Ook zijn de niet ter zake doende korte tekstjes bij het begin van iedere hoofdstuk weer aanwezig. Dit lijkt een typisch iets te zijn van deze auteur.
Het plot gaat ten onder aan allerlei vaagheden.