Nadat ze zijn ontsnapt aan de Duitsers moeten Daan en Sietze onderduiken. Ze denken daarbij gelijk aan de boerderij van Van der Ploeg, waar ze eerder de dochter hebben gered toen ze in het kanaal viel. Ook op deze plek is het gevaar echter nooit ver weg. Zo loopt er een man rond, die door iedereen ‘Rat’ wordt genoemd.

Via een bekende horen ze dat Beekman, de leider van het verzet in hun gebied, niet is overleden, maar onder bewaking in het ziekenhuis ligt. Het lukt de verzetsgroep om hem te bevrijden en brengen hem onder op de plek waar ook de jongens ondergedoken zitten. Een tijdlang gaat het goed, maar op een kwade avond staat de ‘Rat’ op het erf en heeft bijna de schuilplaats van Beekman gevonden. Het wordt daardoor te gevaarlijk voor de onderduikers en zij worden daarom naar een andere plek gebracht.

Net als het vorige deel is ook nu de christelijke inslag van de auteur te merken in het verhaal, maar als je daar doorheen kunt lezen is het een goed boek. Dit boek scoort wat mij betreft hoger dan het eerste deel